Onderzoeken, monitoren en beheren met de werkgroep
Er gebeurt veel in het gebied van de Drentsche Aa en daar zijn ook nog eens meerdere partijen bij betrokken. Een paar keer per jaar komen die partijen samen en brengen ze elkaar op de hoogte van de ontwikkelingen in het gebied. Afgelopen mei bekeek deze werkgroep de eerste resultaten van de beekbodemverhoging op verschillende locaties in de Drentsche Aa. Wij spraken Hans Dekker, ecoloog bij de provincie Drenthe, over de bijeenkomst van de werkgroep en de ontwikkelingen in het gebied tot nu toe.
Werkgroep heeft aandacht voor actualiteiten
De werkgroep Onderzoek, Monitoring en Beheer (OMB) bestaat uit verschillende grondeigenaren en uitvoeringsorganisaties die betrokken zijn bij de herinrichting van de Drentsche Aa. “We willen elkaar graag op de hoogte houden van de ontwikkelingen in het gebied en in gesprek over de maatregelen die uitgevoerd moeten worden om de natuur te beschermen”, vertelt Dekker. “Daarom zijn we de werkgroep OMB gestart. We bespreken wat we precies doen en vooral wat dat oplevert”. Daarvoor nemen onder andere Prolander, Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten en provincie Drenthe een paar keer per jaar deel aan de werkgroep. “We plannen geen vergadering om maar te vergaderen, maar komen samen als er maatregelen uitgevoerd moeten worden en er projecten zijn die onze aandacht vragen.”
Beekbodemverhoging
Afgelopen mei was dat het geval, toen kwam de werkgroep weer bij elkaar. Het waterschap Hunze en Aa’s presenteerde de eerste resultaten van de beekbodemverhoging en de werkgroep ging op pad om zelf de veranderingen in het gebied te zien. “Anderhalf jaar geleden hebben we op een paar locaties in het Drentsche Aa-systeem extra zand in de bodem aangebracht”, vertelt Dekker. “Zo hoogden we de beekbodem op, waardoor het waterpeil kon stijgen.”
Pilot
Dekker vertelt dat er nog weinig bekend is over de gebruikte methode om het waterpeil te verhogen. “Meestal plaatsen we bijvoorbeeld boomstammen of takken in de beek om zo het water te sturen en binnen het gebied te houden.” Dit project is dan ook een pilot van de provincie om de nieuwe methode te onderzoeken. “We hebben op drie verschillende locaties de bodem opgehoogd met zand. Bijvoorbeeld in het Anloërdiepje, een vrij lange en smalle beek. Als tegenhanger hebben we het veel bredere Taarlosche Diep. Het Zeegser Loopje zit daar qua type tussenin. Door de methode op verschillende locaties te testen, kunnen we onderzoeken waar deze methode goed werkt en waar misschien wat minder.”
Tussenevaluatie
En wat zijn de resultaten van de pilot? “Tot nu toe zijn we gematigd positief over de ontwikkelingen”, vertelt Dekker. “De resultaten wijzen zeker in de goede richting. Het waterpeil is gestegen, maar nog niet zoveel als gehoopt en verwacht.” Toch is dat geen reden tot zorg. Wat zijn de plannen voor de komende periode? “Gewoon blijven ademhalen. Deze bijeenkomst was eigenlijk een soort tussenevaluatie. De natuur reageert niet direct op ingrepen zoals deze bodemverhoging. Nu, na anderhalf jaar, kunnen we wel iets van verandering zien, maar de echte eindresultaten zien we pas na ongeveer 4 jaar.”