Samenvatting bodemonderzoek

Inleiding

Na het opleveren van het schetsontwerp Roodzanden heeft Prolander opdracht voor nader onderzoek gegeven aan B-WARE. Het onderzoekscentrum heeft diverse bodem- en watermonsters genomen in het gebied. Deze zijn in het laboratorium onderzocht. Aan de hand van de onderzoeksresultaten is beoordeeld of de natuurdoelen die in het Schetsontwerp Roodzanden worden voorgesteld, ook daadwerkelijk haalbaar zijn. Het rapport vormt een belangrijke bouwsteen in het verder uitwerken van het schetsontwerp naar het inrichtingsplan Roodzanden.

Het volledige rapport kunt u hier lezen. (pdf?handheld=true, 13 MB)

Onderzoek

Op 35 plekken in het gebied zijn grondboringen gedaan en bodemmonsters genomen (zie locaties van de grondboringen de bijgevoegde kaart). Met het boorprofiel is de opbouw van de bodem bepaald. Ook kon hiermee de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en de gemiddelde laatste grondwaterstand (GLG) worden waargenomen. De bodemmonsters zijn vervolgens in het laboratorium onderzocht.
Ditzelfde geldt voor de watermonsters: grondwatermonsters (8 plekken), oppervlaktewater (2 plekken) en peilbuizen (2 stuks). Op de kaart staat waar deze zijn genomen (zie ook fig. 9 in het rapport).
Tenslotte is in vier referentie natuurgebieden in de omgeving een bodemmonster genomen. Hiermee kon de huidige situatie van Roodzanden worden vergeleken.

Resultaten

  • Uit de bodemopbouw blijkt dat het gebied vooral uit matig lemig tot sterk lemig zand bestaat. Er zijn geen slecht doorlaatbare leemlagen in de boorprofielen aangetroffen. In een aantal boorprofielen is een veenlaagje aanwezig. Er zijn aanwijzingen dat de bodem ook onder de bouwvoor (gemiddeld 30 cm diep) is verstoord.
  • In de uitgestoven laagte, één van de percelen in het projectgebied, is in het midden veen aangetroffen. Aan de randen van dat perceel komt alleen zand voor.
  • Uit de grondwatermetingen blijkt dat het gebied zwak gebufferd grondwater heeft, met een pH 5,3-6,2.
  • De bouwvoor is 20 - 40 cm dik, gemiddeld 30 cm. Aangetoond is dat deze bouwvoor zeer fosfaatrijk (P-gehalte) is. Onder de bouwvoor is het fosfaatgehalte fors lager.
  • De bouwvoor is ook kalkrijk (Ca-gehalte).
  • Het water in de beek is sterk gebufferd (heeft een zuurgraad pH 7,3-7,4) en is voedselarm.

Analyse en conclusies

  • In het boorprofielen zijn de GHG (de gemiddelde hoogste grondwaterstand; in de winter) en de GLG (gemiddelde laagste grondwaterstand: in de zomer) bepaald. Daaruit blijkt dat in de lagere delen van het gebied, zoals de ’slenk’, de GLG hoger is dan in de hogere delen. Dus daar is het al natter in de winter dan in de omgeving en blijkt dat het grondwater minder diep wegzakt in de zomer. Dit was ook de verwachting.
  • Er zijn indicaties dat de bodem ook onder de bouwvoor (dit is de laag waar de gewassen in groeien, met de wortels, gemiddeld 30 cm diep) is verstoord. Dat is niet verrassend. Mogelijk komt dit doordat door diepploegen de bouwvoor en de diepere onderlaag met elkaar zijn gemixt.
  • Het gemeten, zwak gebufferde grondwater heeft een zuurgraad pH 5,3-6,2 wat niet wordt verwacht in een infiltratiegebied. Een infiltratiegebied wordt voornamelijk gevoed met (zuur) regenwater en heeft een lage zuurgraad. De minder lage zuurgraad in Roodzanden wordt mogelijk veroorzaakt door het mengen van lokale grondwaterstromen. In dit grondwater komt mogelijk kalk voor (van vroeger gebruik in de landbouw en of van nature kalkrijke bodemlagen). Dit kalk zorgt voor een verhoging van de zuurgraad.
  • Het fosfaatgehalte onder de bouwvoor is fors lager. Maar het gehalte is nog wel te hoog voor de hier passende voedselarme natuurtypen. Dit komt door de verstoring van deze bodemlaag door diepploegen in het verleden (waardoor de voedselrijke bovenlaag in de ondergrond werd geploegd) en door het inspoelen van voedingsstoffen vanuit de bouwvoor.
  • De bouwvoor is kalkrijk (Ca-gehalte). Dit komt door het vroegere gebruik van kalkbemesting in de landbouw. Dit werd gedaan om de zure grond minder zuur te maken, waardoor landbouwgewassen beter konden groeien. De aanwezigheid van kalk is geen natuurlijke situatie, maar pakt wel gunstig uit voor de gewenste schrale natuurtypen die een buffering van stoffen nodig hebben, zoals de beoogde heischrale graslanden of soortenrijke (vochtige) heide.
  • Het beekwater is voedselarm. Het bevat weinig fosfaat, sulfaat, of stikstof in het water zelf. Dit is gunstig voor de hier aanwezige Natura 2000-habitattypen langs de beek.
  • Uit de metingen in de referentielocaties blijkt dat daar overwegend sprake is van voedselarme omstandigheden, waardoor bijzondere natuurdoeltypen voorkomen. Ook het aanpassen van de hydrologische omstandigheden is van groot belang gebleken voor de nu aanwezige natuurdoeltypen in de referentiegebieden.

Advies

  • Voor de gewenste natuurdoeltypen als Nat schraalland (N10.01), Droog schraalland (N11.01) Vochtige heide (N06.04) en Droge heide (N07.01) zijn maatregelen nodig om de voedselrijke laag (fosfaatgehalte) weg te nemen.
  • De beoogde natuurdoelen zijn in principe haalbaar en dit kan op verschillende manieren worden bereikt, in combinatie met het treffen van hydrologische maatregelen (zoals sloten dempen):

Verschalingswijze

Duur verschraling

vERSCHRALINGSTABEL

Maaien en afvoeren

11 tot 152 jaar

Uitmijnen (*)

3 tot 50 jaar

Afgraven bovenlaag

5 tot 15 jaar

  • (*) Uitmijnen is een verschralingsvorm waarbij een fosfaat absorberend gewas wordt geplant (bv. een gras-klaver mengsel met eventueel extra kalium- en stikstofbemesting). Dat gewas neemt dan extra fosfaat op uit de bodem. Daarna wordt het gewas geoogst en afgevoerd. Opgemerkt wordt dat pas na het uitmijnen de hydrologie in het gebied (het dempen van sloten) kan worden aangepast.
  • Gezien de lange verschralingsduur (zie fig. 22 van het rapport) en forse afgraafdiepte (fig. 23) op de meeste locaties, is een combinatie van minder diep afgraven in combinatie met maaien en afvoeren een meer passende herstelmaatregel om de gewenste natuurdoelen te ontwikkelen. Dit is weergeven op kaart in fig. 24 van het rapport.
  • Voor een aantal percelen is verschralen niet haalbaar, of niet wenselijk. Op deze percelen is het natuurdoeltype kruiden en faunarijk grasland (nu) van toepassing.